Toen ik nog zo klein was dat ik, op 5 december, de hele trapkast voor mijn moeder had opgeruimd om zo in een goed blaadje te komen bij de goedheiligman die ons later die dag zou bezoeken, rook het hele huis naar de bisschopswijn die mijn moeder op de rand van het AGA fornuis had staan. Bisschopswijn lijkt op glühwein, met als enige verschil dat de bisschop gemaakt wordt met sinaasappel of mandarijn en de glühwein vaak met citroen. Belangrijk is dat de wijn niet mag koken, anders verdampt de alcohol en wordt ook de smaak een tikkeltje wrang. Dat ging in vroeger dagen tamelijk eenvoudig door de pan op het petroleumstel te zetten of achter op de houtkachel. Ik zet mijn bisschopswijn nu in mijn oven die ik op 70 °C instel. Natuurlijk wel met de hete lucht erbij zodat ook mijn huis nu verleidelijk ruikt naar pakjes, open haard, gedichtjes en gezellige spanning.
Ingrediënten:
1 fles rode wijn
1 fles water
1 sinaasappel of mandarijn
enkele kruidnagels
stukje pijpkaneel
1 nootmuskaat of stukje foelie
75 gr suiker
Bereiden: (10 minuten + enige uren trekken)
Boen de sinaasappel of mandarijn goed schoon onder warm stromend water om de was te laten smelten. Prik er met een vork wat gaatjes in. Steek de kruidnagels rondom in de vrucht.
Voeg de wijn en het water samen. Verwarm de vloeistof tot ongeveer 70 °C Voeg de sinaasappel en de overige kruiden toe en plaats deze in de voorverwarmde oven.
Laat de wijn enkele uren trekken. Neem tot slot de kruiden uit de wijn en maak deze af met de suiker.
Dit is het basisrecept uit mijn oude kookboek uit 1934. Natuurlijk kun je hierop variëren door bijvoorbeeld honing in plaats van suiker te gebruiken of een kleine steranijs in plaats van nootmuskaat.
